Etnisch-culturele diversiteit, Deel 2: Schoolcultuur, welzijn, motivatie en prestatie.
Het tweede deel van dit rapport bevat de neerslag van een studie die als doel had meer zicht te krijgen op de prestatiekloof tussen studenten met en zonder migratieachtergrond, op de zogeheten ‘attitude-achievement paradox’, op het effect van de gepercipieerde schoolcultuur op het presteren van studenten met en zonder migratieachtergrond, op de rol van motivatie en welzijn in het algemeen, en op de rol van zelfeffectiviteit in het bijzonder. Daartoe werden alle eerstejaarsstudenten uit zes verschillende opleidingen (i.e., de Academische Bachelor Beeldende Kunsten, Autotechnologie, de Educatieve Bachelor Kleuteronderwijs, Multimedia en Communicatietechnologie, Orthopedagogie en Sociaal Werk) die voor de eerste keer in die opleiding waren ingeschreven op twee tijdstippen uitgenodigd om mee te doen aan dit onderzoek: aan het begin (= op Tijdstip 1 of T1) en op het einde van het academiejaar (= op Tijdstip 2 of T2). Op T1 werd via een elektronische vragenlijst gepolst naar een reeks studentkenmerken en naar de motivatie van studenten. Op T2 werd via een elektronische vragenlijst opnieuw gepolst naar de motivatie van studenten, maar ook naar hun welzijn en hun perceptie van de schoolcultuur. Deze data werden gekoppeld aan de beschikbare prestatie-gegevens. We zoomen in op de relatie tussen de studievariabelen en twee prestatie-indicatoren: studierendement en het gemiddelde dat studenten behaalden op de afgelegde vakken. Uit de resultaten bleek dat studenten met een migratieachtergrond beter presteren wanneer zij zich (kunnen en mogen) identificeren met hun groep van oorsprong. Daarnaast bleken er verschillen in de aanvangsmotivatie van studenten met en zonder migratieachtergrond te zijn maar die verschillen verdwenen doorheen het jaar. De door studenten gepercipieerde schoolcultuur bleek niet alleen een belangrijke invloed te hebben op hun presteren maar ook op hun motivatie en hun welzijn. Verschillen tussen studenten in motivatie en welzijn konden grotendeels de effecten van de gepercipieerde schoolcultuur op het presteren verklaren, al behielden sommige aspecten van de gepercipieerde schoolcultuur directe effecten op de prestaties van studenten. Het idee dat zelfeffectiviteit een buffer zou vormen tegen de negatieve effecten van de gepercipieerde schoolcultuur kon niet worden bevestigd. We concludeerden (1) dat het belangrijk is om op het niveau van de onderwijsinstelling of een opleiding een coherent en goed doordacht diversiteitsbeleid uit te werken dat ruimte laat voor de (groeps)identiteit van studenten met een migratieachtergrond en dat men voor het uitwerken van zo’n beleid best vertrekt vanuit een pluralistisch perspectief, (2) dat het vooral belangrijk is dat docenten aandacht hebben voor de didactische principes die ze hanteren en voor de houding waarmee ze voor de klas staan omdat beide een impact hebben op de motivatie en het welzijn van studenten, en die bepalen op hun beurt grotendeels hun prestaties, en (3) dat het belangrijk is om vanuit de instelling tijd en ruimte te maken om studenten die geconfronteerd worden met discriminatie op te vangen. Wil men de prestatiekloof tussen studenten met en zonder migratieachtergrond verkleinen, dan lijkt het onvermijdelijk om simultaan op elk van deze drie vlakken actie te ondernemen en de nodige inspanningen te leveren.
Duriez, B. (2022). Etnisch-culturele diversiteit, Deel 2: Schoolcultuur, welzijn, motivatie en prestatie. Karel De Grote Hogeschool, Antwerpen: Intern Rapport.