Etnisch-culturele diversiteit: Interventies inzake "houding".

Bart Duriez

Dit rapport bevat de neerslag van drie studies die werden uitgevoerd om een meer diversiteitssensitief en inclusief klasklimaat te creëren. Studie 1 werd uitgevoerd in de opleiding Verpleegkunde, Studie 2 werd – net als een voorstudie (die werd uitgevoerd om richting te geven aan de eigenlijke studies) – uitgevoerd in de opleiding Orthopedagogie, en Studie 3 werd uitgevoerd in het Graduaat Maatschappelijk Werk. In elke studie werd getracht om het effect te onderzoeken van één of meer interventies op een reeks afhankelijke variabelen (i.e., psychologische veiligheid, spreekdurf, zelfeffectiviteit, verbondenheid, autonomie en inzicht in etnisch-culturele diversiteit). Dit lijstje werd voor sommige studies aangevuld met één of meer studiespecifieke afhankelijke variabelen. In elke studie werden daartoe kwantitatieve en kwalitatieve data verzameld. De belangrijkste bevindingen waren de volgende.

In Studie 1 werden de wijzigingen die de docent aanbracht in zijn houding positief ervaren, en een interventie die bedoeld was om ervoor te zorgen dat studenten zich veilig zouden voelen bij de docent en in de klas, dat ze hun identiteit zouden durven inbrengen en dat ze oog zouden krijgen voor de culturele bepaaldheid van de gezondheidsbeleving, zorgde voor een groter veiligheidsgevoel. Door meerdere perspectieven aan bod te brengen in de les, had de interventie daarnaast ook een positief effect op het inzicht dat studenten verwierven in de culturele bepaaldheid van de gezondheidsbeleving. In Studie 2 zorgden een interventie waarmee de docent zijn studenten wou laten inzien waarom Zwarte Piet voor sommige mensen problematisch is (Studie 2A) en een interventie waarmee de docent zijn studenten inzicht wou geven in (de oorsprong van) het conflict tussen Israël en Palestina (= Studie 2B) ervoor dat studenten inzicht verwierven in de problematiek in kwestie. Dit was vooral zo voor Z-studenten (= studenten zonder migratieachtergrond). In Studie 2A gaven studenten ook aan dat ze nu meer algemeen beter begrijpen dat het belangrijk is om het perspectief van anderen te leren kennen, en zowel in Studie 2A als in Studie 2B gaven de studenten aan dat ze zich veiliger en meer verbonden gingen voelen. Dit was vooral zo voor A-studenten (= studenten met een niet-Westerse migratieachtergrond). Uit Studie 2C bleek dan weer dat, wanneer een docent een inclusieve houding heeft (lees: aandacht heeft voor diversiteit en inzet op een persoonlijke band, verbondenheid en veiligheid), dit het welzijn en de motivatie van alle studenten maar in het bijzonder van A-studenten ten goede komt. In Studie 3 hadden interventies op het niveau van de opleiding, de coaches binnen de opleiding en de studenten zelf een positief effect op de perceptie van docent en coach, op het veiligheidsgevoel van studenten in de coachingsgroep, en op hun motivatie en zelfeffectiviteit. Hoe positiever de perceptie van hun begeleiders, hoe meer veiligheid, verbondenheid, motivatie en zelfeffectiviteit ze ervaarden en hoe meer inzicht in diversiteit ze verwierven. Net als in Studie 2 gaven studenten aan dat ze het belangrijk vinden dat er aandacht besteed wordt aan belangrijke, aan diversiteit gerelateerde actuele thema’s. De coaches vinden de vormingen en de omkadering goed en staan achter de nieuwe manier van werken, maar zijn bezorgd over de impact op de studenten. Samen tonen deze studies aan dat het mogelijk is om via interventies die inzetten op de houding van docenten bij te dragen aan een meer inclusieve leeromgeving voor studenten met verschillende (etnisch-culturele) achtergronden.

Duriez, B. (2024). Etnisch-culturele diversiteit: Interventies inzake "houding". Karel De Grote Hogeschool, Antwerpen: Intern Rapport.

Keywords:
Year: